Maandag, 11 april 2016
Lieve ik,
Aan het eind van mijn werkdag sta ik samen met een vrouw in
de lift van de garage. De vrouw draagt een werknemerspas om haar nek, waardoor
ik besluit een gesprekje te beginnen.
´Zo, zit het er weer
op voor vandaag?´ Vraag ik haar. Waarop zij antwoordt met het volgende: ‘Ja, maar het is geen echt werk hoor. Ik ben
vrijwilliger.’
Mijn reactie was misschien iets te fel en enthousiast. Tot
verbazing van de vrouw, die, zoals zij vertelde, regelmatig en vaker
tegenovergestelde reacties kreeg.
Geen echt werk. Die woorden galmden bij mij nog lang na.
Zelfs nadat ik gereageerd had. Zelfs nadat de vrouw de lift verliet. Zelfs toen
ik al lang weer thuis was.
Hoe kon iemand, die haar eigen tijd vult met het helpen van
anderen, tot deze conclusie komen? Hoe kunnen anderen, die tijdens hun werk
afhankelijk zijn van deze extra handen, doen en laten merken alsof deze mensen
niets waard zijn?
Juist de vrijwilliger geeft zonder eigen belang zijn of haar
energie en tijd aan anderen. Juist de vrijwilliger zorgt er voor dat wij met
enige rust ons werk kunnen uitvoeren. Juist de vrijwilliger staat daar, zonder
daar in eerste instantie iets voor terug te willen, of te krijgen.
Ik vraag mij serieus af hoe ‘wij’, de betaalde werknemers,
deze mensen zo minderwaardig kunnen laten voelen. Dat, terwijl ‘wij’ daar, in
de eerste plaats, staan vanuit eigen belang.
Liefs, Deborah
Reacties
Een reactie posten