Lieve mevrouw van de crisisdienst,
Op dinsdag 1 februari 2016 zat ik voor het eerst bij u aan tafel. Ik
weet het nog goed. Ik voelde mij veel te goed voor de
crisisdienst. Het was mooi weer, zowel buiten als in mijn hoofd. De zon scheen,
het was een geweldige dag en alles was mooi. Uitzonderlijk mooi.
Ik zat die dag super goed in m’n vel en het was één grote
onzin dat ik überhaupt deze aanmelding nodig had. Ik was veel beter dan ál die
anderen. Ik hoorde hier helemaal niet te zijn. Nog voor ik de deuren van het
gebouw in liep wilde ik eigenlijk alweer rechtsomkeert.
Juist díé
gedachten, juist dát gevoel, maakte dat ik deze aanmelding harder nodig had dan
ooit. Diep van binnen wist ik dat, dus ik ging door die deur en uiteindelijk zat ik daar bij u aan tafel.
De psychologe van de maandag ervoor drukte het nog op
mijn hart: ‘Wees nou eerlijk morgen, want
straks zit je weer veel te goed in je vel.’ Ik kon het mij niet voorstellen,
maar ze had dus wel gelijk.
Dus zo zat ik daar bij u, veel te goed en veel
te opgewekt mijn verhaal te doen. Ik vertelde dat het slecht met mij ging en
dat mijn stemmingen om de minuut konden wisselen. Daarna heb ik nog enkele
vragen beantwoord en toen wist u het zeker. Binnen een half uur wist u met honderd procent zekerheid mijn diagnose te benoemen. De plakker op mijn voorhoofd
was geplakt, binnen het half uur dat u mij kende. Stellig, zonder inkijken in de onderzoeken die ik bij me had en elke tegenreactie die
ik gaf, bevestigde die plakker.
Daar ging het mens met een verhaal, er kwam een nummertje ‘zoveel’ van gevalletje van ‘dat’ voor terug. U wist het zeker en u stuurde mij door naar de acute dagopvang. Alleen wist u niet zeker of ik daar wel op mijn plek zou zijn, want “daar zaten wel nog veel ergere psychiatrische patiënten.”
Daar ging het mens met een verhaal, er kwam een nummertje ‘zoveel’ van gevalletje van ‘dat’ voor terug. U wist het zeker en u stuurde mij door naar de acute dagopvang. Alleen wist u niet zeker of ik daar wel op mijn plek zou zijn, want “daar zaten wel nog veel ergere psychiatrische patiënten.”
Wacht. Psychiatrische patiënten? Zo slecht gaat het niet met me! Daar ben ik veel te goed voor! Kom op zeg ik hoor niet
tussen psychiatrische patiënten. Mijn hoofd ging alle kanten op, maar ik
wist mijn mond te houden.
Door die ene opmerking zat ik gelijk
weer dieper dan onder de grond. Direct was alles zwart en gingen mijn
gedachten in een spiraal omlaag. Het was niet waar, had u gezegd. Wat er
ook uit die onderzoeken was gekomen, het klopte niet. Ik had gewoon ‘dat’, want…
Dat vulde u dan weer aan met uw ideeën. De ideeën met oordelen die u opmerkte
uit mijn verhaal. Het verhaal wat nog geen half uur duurde, verteld vanuit die
stemming. En weet u? Die oordelen, beweringen en ideeën, daar kan ik mij, tot
op de dag van vandaag, nog steeds niet in vinden.
Ik was de weg kwijt en in plaats van een veilige,
meedenkende hulp bracht u mij nog meer van mijn stuk. Het werd een
welles-nietes, een spel waar ik tot op de dag van vandaag nog het nut niet van begrijp.
Het bracht twijfels. Twijfels in zes jaar therapie. Twijfels
in de uitslag van een onderzoek. Twijfels in mijzelf. In plaats van vooruit, hielp u mij die dag achteruit en met elk tegenwoord, werd uw oordeel sterker.
Ik voelde mij in de steek gelaten. De personen ie mij zouden
moeten helpen deden daar niet eens een poging toe. Ik was, wederom, aan mijn
lot over gelaten. Ik moest het, wederom, zelf doen.
U stuurde mij door en met een
hoofd vol hoop ging ik verder. Van de één naar de ander en van de ander naar de één. Ik kreeg geen welles-nietes spelletjes meer, maar verschillende gesprekken met vragen
en een open beeld. Negen maanden later, stond ik weer waar ik begon op 31 januari: De uitkomsten van het eerste onderzoek waren juist.
Lieve mevrouw van de crisisdienst, ik zou u moeten bedanken. Ik heb in deze tijd veel geleerd. Negen maanden lang heb ik voor mezelf op moeten komen. Negen maanden
lang heb ik mijn grenzen moeten bewaken en mijn onzekerheid in bedwang moeten
houden. Negen maanden lang heb ik geleerd uit wie mijn vangnet bestaat en wat
ik aan hun heb. In die negen maanden heb ik mezelf volledig opnieuw leren
opbouwen. Het waren negen maanden langer dan nodig, maar zonder uw ‘goede
bedoelingen’ had ik ze waarschijnlijk nooit gehad.
Het spijt me. Dat ik die vervelende cliënt moest zijn.
Liefs, Deborah
Reacties
Een reactie posten